Het stellen van vragen

 

Hoofdvraag

Bij knooppunt steden is het de bedoeling dat je leert hoe je op een goede manier een onderzoek moet doen. Hierbij is het stellen van een goede hoofdvraag van groot belang. De hoofdvraag zou je de titel van het onderzoek kunnen noemen. Maar hoe doe je dat dan?

Als eerste kies je een onderwerp dat je wilt gaan onderzoeken, bijvoorbeeld steden. Als we steden bestuderen gaat het vaak over een periode van meerdere eeuwen. Dit komt doordat steden meestal oud zijn. De vraag ‘hoe was het gesteld was met de economie van steden’ ligt dan voor de hand. Toch is dit geen goede vraag. De reden hiervoor is dat je niet de economie over meerdere eeuwen onderzoeken wilt. Dat is namelijk veel te veel. Om de vraag beter te maken, kiest je voor een bepaalde periode, bijvoorbeeld de economische ontwikkeling tussen de jaren 1500 en 1600. Je beperkt de tijd tot 100 jaar. Ook het woord steden is in dit geval niet prettig voor het onderzoek. Het betekent namelijk dat je alle steden in de wereld moet gaan onderzoeken, en ook dat wil je niet. Een betere optie is om te kiezen voor een specifieke stad, bijvoorbeeld Amsterdam. Je beperkt in dat geval de ruimte. Een goede hoofdvraag is dus altijd beperkt in tijd en ruimte.

 

Beperkt in tijd en ruimte

 

Ruimte

Bij beperken in ruimte kun je denken aan verschillende zaken. In het voorbeeld hebben we al gekozen voor een specifieke stad. Maar bij een economische ontwikkeling spelen vaak heel veel zaken een rol. Je kunt hierbij denken aan landbouw, handel, visserij en nog veel meer. Ook hier moet je proberen de ruimte te beperken. Allemaal hebben ze invloed op de economie. Om dit allemaal te onderzoeken zou ook weer te veel worden. Je kies dus voor een bepaald onderdeel, bijvoorbeeld landbouw. De ruimte van het onderzoek wordt zo beperkt. Een hoofdvraag die je vervolgens kan gaan stellen is dan bijvoorbeeld de volgende. Welke invloed heeft de landbouw gehad op de economie van de Amsterdam, in de periode 1500 tot 1600. De vraag is nu beperkt in tijd en ruimte.

 

Tijd

Bij het doen van het onderzoek kan het zo zijn dat je erachter komt dat de hoofdvraag niet goed gesteld is. Doordat je meer te weten bent gekomen blijkt bijvoorbeeld dat de periode van 100 jaar nog te lang is. Je zou er ook achter kunnen komen dat landbouw een te groot onderwerp is. De deelvragen leiden je langzaam maar zeker naar een andere hoofdvraag. Een betere hoofdvraag zou kunnen zijn welke invloed veeboeren hebben gehad op de economische ontwikkeling van Amsterdam in de periode 1550 tot 1570. In een dergelijk geval pas je de hoofdvraag gewoon aan. De vraag is nog verder beperkt in tijd en ruimte.

De eerste hoofdvraag die je stelt geeft dus wel de richting van het onderzoek aan, maar hoeft dus niet definitief te zijn. De uiteindelijke hoofdvraag (de titel van het onderzoek) stel je dus op het einde vast.

 

Deelvragen

Om antwoord te geven op een hoofdvraag moet je deelvragen stellen. Deze deelvragen moet je net als de hoofdvraag weer proberen te beperken in tijd en ruimte. De antwoorden die je krijgt op de deelvragen geven samen een antwoord op de hoofdvraag. Met deze antwoorden kan een conclusie worden geschreven.

Voor de deelvragen geldt verder dat ze soms heel erg interessante antwoorden geven, maar toch niet passen in jouw onderzoek. In dat geval is schrijven ook schrappen en laat je die vraag weg.